zondag 6 mei 2012

Leesverslag De Aanslag - Harry Mulisch


Literatuur of lectuur?

Harry Mulisch, De Aanslag
Uitgeverij De bezige bij, Amsterdam (1982)
vierenvijftigste druk, oktober 2010
224 bladzijden

Genre:

Het genre is een oorlogsroman. Het boek speelt zich af in de oorlog (voor een stuk), en gaat ook over de oorlog. De oorlog speelt een grote rol in het boek, omdat het lijk verplaatst wordt doordat de mensen bang zijn voor de consequenties van de plaats van het lijk, voor welk huis het dus ligt. Het boek gaat over wie er schuldig is aan de dood van het lijk, en wie het lijk verplaatst heeft.

Samenvatting:

Het verhaal begon op een januariavond in 1945 te Haarlem toen een man werd doodgeschoten. Het was Fake Ploeg, een hoofdinspecteur van de politie. Zijn lijk lag voor het huis van de buren van de familie Steenwijk. De buren van de Familie Steenwijk legde het lijk voor hun huis neer. Peter (de oudste zoon van de familie Steenwijk) wou Fake Ploeg oppakken en ergens anders heen brengen uit angst voor represailles. Maar de Duitsers zagen hem en Peter probeerde te vluchten. De Duitsers kwamen het huis binnen van de familie Steenwijk en staken het huis in brand. De ouders en de jongste zoon (Anton) werden meegenomen. Anton en zijn ouders werden naar verschillende plekken weggevoerd. Anton zou nooit weten waar zijn ouders terecht waren gekomen. Uiteindelijk komt hij later toch achter de waarheid. Anton zelf werd gevangen gehouden in een cel waarin ook een vrouw in opgesloten zat. Hij had een diepgaand gesprek met de vrouw maar had haar niet kunnen zien. De volgende dag mocht Anton naar zijn oom en tante die in Amsterdam woonden. Jaren na de oorlog komt hij de zoon van Fake Ploeg tegen. Hij heet ook Fake Ploeg en zat vroeger bij Anton in de klas. Ze praten over de oorlog en ze kregen een beetje ruzie waarop Fake met een steen een spiegel kapot gooit. Kort daarop ontploft de oliekachel, waardoor de kamer onder het roet komt te staan. Dit is een toevallige kopie van de avond van 1945 toen de Duitsers de ruiten van het huis Van de familie Steenwijk ingooiden en in brand staken. Weer jaren later trouwt Anton met zijn eerste vrouw. Op een zekere dag gaat hij naar een begrafenis waar hij oud verzetsstrijders tegenkomt. Hij ontmoet een man die Takes (of Gijs) werd genoemd. Hij is diegene die Fake Ploeg doodgeschoten had in de oorlog. Anton was eerst eigenlijk niet geïnteresseerd maar Takes liet zich niet onderbreken en zei dat hij samen met een vrouw was: Truus Coster. Later blijkt dat dat de vrouw is waarmee Anton die nacht in de cel mee heeft doorgebracht. Als het verhaal bijna op zijn eind loopt hertrouwt Anton met een andere vrouw (Liesbeth). Ze krijgen een zoontje (Peter). Als Anton een paar jaar later met Peter in een demonstratie meeloopt ontmoet hij Karin Korteweg. De dochter van de buurman die het lijk voor hun huis had neergelegd. Ze vertelde Anton waarom nu precies voor hun huis. Haar vader was namelijk bang voor zijn hagedissen. Toen bleek wat de Duitsers allemaal hadden gedaan heeft hij ze allemaal doodgetrapt. Bij de andere buren kon het namelijk niet omdat die buren joden bij hen hadden laten onderduiken. Toen Anton alles wist, was hij verder de mensenmassa ingelopen.

Het belangrijkste punt in dit verslag is of het boek onder literatuur of lectuur valt. Hierbij gebruik ik uiteindelijk de oordeelbalk die het literaire gehalte aangeeft van het boek. Hoe verder de knop naar rechts gaat, des te hoger het literaire gehalte is volgens mijn idee.

Al in de proloog wordt een duidelijk kenmerk zichtbaar gemaakt: De omgeving wordt duidelijk uitgelegd/beschreven, en je leest het verhaal vanuit Anton zijn oogpunt. Zijn gedachten worden hierin nog niet veel beschreven, maar er wordt veel beschreven over de omgeving. De vogels die hij hoort, het gras waar hij ligt, de huizen die er staan (met de rieten daken), etcetera.  

Dit is een stuk uit het begin van het boek waarin een scène wordt uitgelegd:

‘Het was avond, rond half 8. De salamander had een paar uur zacht gebrand op wat houtblokken, maar nu was hij weer koud. Met zijn ouders en Peter zat hij aan tafel in de achterkamer. Op een bord stond een zinken cylinder ter grootte van een bloempot; uit de bovenkant stak een dunne pijp, die zich splitste als een ypsilon, en uit gaatjes aan de uiteinden bliezen twee spitse, verblindend witte vlammetjes schuin tegen elkaar in. Dat instrument wierp zijn ontzielde licht door de kamer, waar in de scherpe schaduwen ook drogend wasgoed te zien was, alles herhaaldelijk versteld, keukengerei, stapeltjes ongestreken hemden, een hooikist om eten warm te houden. Ook twee soorten boeken uit zijn vaders studeerkamer: de rij op het buffet was om te lezen, de stapel romannetjes op de grond om het noodkacheltje mee aan te maken, waarop gekookt werd als er wat te koken was; kranten verschenen als sinds maanden niet meer. Behalve het slape, speelde het huiselijk leven zich alleen nog in de voormalige eetkamer af. De schuifdeuren waren dicht. Er achter, aan de straatkant, lag de zitkamer waar zij de hele winter niet geweest waren. Om zoveel mogelijk kou buiten te houden, bleven de gordijnen daar ook overdag gesloten, zodat het van de kade af leek of het hele huis onbewoond was.’

Uit dit stuk is het duidelijk dat elke scène duidelijk wordt uitgelegd, evenals de sfeer. Je hebt door dat de familie in een tijd zit waarin ze moeten bezuinigen. Ze zitten in de voormalige eetkamer, omdat die het langst warm blijft. De zitkamer wordt al maanden niet meer gebruikt, het is te duur om het hele huis warm te stoken. Ze kunnen het niet veroorloven. De gordijnen zijn dicht, waardoor het dus lijkt dat het huis onbewoond is. De sfeer is dus erg kil. Je weet door de titel en de samenvatting dat het oorlog is, en de sfeer past daar erg bij. Het literaire kenmerk nadruk op beschrijvingen, sfeer en gedachten past hier dus goed bij. De gedachten worden nog niet beschreven, maar de beschrijvingen van de scènes, voorwerpen worden tot in de details beschreven, en de sfeer komt goed over.

Tegelijk geeft deze scène een literair kenmerk; veel plaats voor verbeelding van de lezer. Alles wordt uitvoerig beschreven, maar er is genoeg over voor de verbeelding, de lezer moet namelijk alles een beeld geven. De dingen zijn wel uitgelegd, maar juist daardoor kan de lezer veel verbeelden. Als er niets uitgelegd zou zijn, zou de lezer weinig kunnen verbeelden.   

Een ander kenmerk van triviaalliteratuur (lectuur) is dat de hoofdpersonen altijd goed óf slecht zijn, en dat mensen die echt van elkaar houden, in het einde bij elkaar komen. Deze dingen komen niet in het boek voor. Ten eerste wordt Anton goed beschreven, als jongetje is hij onwetend, en als volwassene ziet hij de gebeurtenissen anders. Alle gebeurtenissen worden vanuit Anton zijn oogpunt beschreven, maar ook vanuit het oogpunt dat hij in die tijd had. Je hoort dus geen volwassene Anton over de gebeurtenissen van toen hij 12 was. De hoofdpersoon is een goed mens, maar hij heeft ook mindere eigenschappen. Als kind is hij eigenwijs, en als hij afstudeert heeft hij een roze bril op: hij trouwt namelijk met een vrouw, en hij scheidt daar na een paar jaar weer van. Hij verliest zijn familie, en zijn eerste vrouw door de scheiding. Het is dus niet een sprookjes einde, waarbij hij toch weer bij de vrouw van wie hij hield terugkomt. Hij trouwt met een andere vrouw en krijgt daar een kind mee. Dit is een typisch kenmerk van lectuur. Wat wel zo is, is dat het verhaal toch nog een goed einde heeft, wat wel een kenmerk is voor lectuur. Anton heeft een zoon die hij Peter heeft genoemd, en ze lopen samen door de stad. Je kunt uit zijn gedachte begrijpen dat hij er eindelijk een einde aan knoopt, hij sluit het af en er komt rust in zijn hoofd.

Het boek heeft weinig flashbacks en terugwijzingen, omdat het chronologisch is geschreven. Er zijn een paar terugwijzingen, maar  het veranderd niets aan de vertelwijze. Het boek wordt wel een paar keer onderbroken, ze ‘spoelen’ door naar een later  stuk in Anton’s leven, dit komt omdat niet alles wat hij meemaakt de moeite waard is om over te schrijven. De stukken die wel worden beschreven in het boek hebben te maken met het lijk dat gevonden was toen hij klein was. Dit is dus niet typisch literair, waar er vele flashbacks en terugwijzingen plaatsvinden. Het is een eenvoudige chronologie, wat typerend is voor lectuur.

Een ander literair kenmerk is dat de lezer een personage is in dit verhaal. Dit is in dit verhaal merkbaar, het verhaal speelt zich af uit het hij-perspectief van Anton. Je weet immers niet wie het lijk heeft verplaatst, en je krijgt ook geen stille hints, zonder dat Anton daar ook achter komt. Het kan dus geen alwetende verhaalperspectief zijn. 
Een voorbeeld waaruit te zien is dat het verhaal zich vanuit Anton zijn perspectief afspeelt:

‘Anton zette de deksel op de kachel en ging zitten. Als hij nu zonder omwegen voorstelde om een eind te maken aan de ontmoeting, zou Fake er vermoedelijk meteen op ingaan; maar dat besef veroorzaakte een zekere koppigheid in hem - alsof Fake niet moest denken, dat hij makkelijk van hem afkwam. ‘Leeft je moeder nog?’ vroeg hij.
Fake knikte.
‘Ja,’ zei hij pas een paar seconden later.
Hij zei het als een soort betekenis, alsof Anton had gevraagd: - Leeft jouw moeder nog? Zo had Anton het niet bedoeld, maar toen hij het zag, dacht hij dat hij het misschien toch zo had bedoeld.
‘Hoe kan het, dat je in zo’n huishoudzaak werkt?’ vroeg hij. ‘Je hebt toch lyceum?’
‘Een half jaar, ja.’
‘Hoe zit het dan?’
‘Kan je het echt wat schelen?’ vroeg Fake, terwijl hij met de kop van een lucfer een sliertje tabak in zijn sigaret terugduwde.

Uit deze scène kun je zien dat Anton duidelijk gedachten heeft, je ziet het dus vanuit zijn perspectief, je hoort zijn gedachten en zo zie je de andere persoon (Fake) dan ook. Anton vond dat Fake niet mocht dneken dat hij makkelijk van hem afkwam, en zo zie je Fake dan ook.